(Dit is een van de vragen op pagina http://www.deatheist.nl/index.php/artikelen/665-vragen-voor-welwillende-creationisten)
De vraag werd gesteld door B.J. Klik en heeft ter verduidelijking ook een document geschreven: http://www.deatheist.nl/downloads/WoordvanGod.pdf
Verwijzingen naar Bijbelteksten worden op deze site automatisch omgezet naar aanklikbare links naar Het Boek. Deze link opent dus niet de vertaling waarnaar verwezen wordt in de tekst!

De Bijbel is inderdaad niet één boek, maar een verzameling van boeken. En sommige boeken zullen door verschillende mensen geschreven zijn. De eerste vijf boeken (Genesis - Deuteronomium) worden aan Mozes toegeschreven. De dood van Mozes staat hier echter ook in beschreven en dat kan hij toch moeilijk zelf hebben opgetekend. Dat moet in elk geval door iemand anders zijn gedaan. Voor de vraag of de Bijbel het Woord van God is, maakt dat niet uit. Hij zal meerdere mensen geïnspireerd hebben om Zijn Woord nauwkeurig op te schrijven.

De meeste Bijbelvertalingen zijn gebaseerd op de Masoretische Tekst (MT) uit 1000-1100 na Christus. De Septuaginta (LXX) is een Griekse vertaling, gemaakt rond het begin van onze jaartelling. De vertalers kunnen uiteraard niet de MT gebruikt hebben, want die bestond toen nog niet. De LXX is 1000 jaar ouder en zou dus gebaseerd moeten zijn op Hebreeuwse teksten die 1000 jaar ouder zijn dan de MT en dus minder kopieerfouten bevatten. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat er kleine verschillen zitten tussen de MT en de LXX. De verschillen zijn echter niet van dien aard dat de God van de MT een volledig andere is dan de God van de LXX. Ook in de LXX duurt de schepping maar 6 dagen. Wel lijkt er veel meer tijd te zitten tussen Abraham en Noach, maar dat schrijvers het niet altijd even nauw nemen bij het optekenen van geslachtsregisters wisten we al. Voor miljoenen of zelfs miljarden jaren is echter geen plaats.

In 1947 werden de Dode Zeerollen bij Qumran gevonden. Men vermoed dat deze geschreven zijn tussen 300 voor Christus en 100 na Christus, dus zo rond de tijd van de LXX. Volgens Klink zouden er belangrijke verschillen bestaan tussen deze teksten en onze huidige Bijbelvertalingen. In Deuteronomium 32:8-9 zou staan: "Toen de Allerhoogste [Eljon] aan de volken hun erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, plaatste Hij grenzen aan de volkeren, naar het aantal godenzonen [bene elohiem],
zodat Jahweh Zijn deel kreeg, Jakob [Israël] Zijn erfdeel". Hieruit concludeert hij dat Jahweh één van de zonen van Eljon is en dat hier dus sprake is van polytheïsme (geloof in meer goden). Ik weet niet welke vertaling dit is, en ik kan ook geen Nederlandse vertaling van de Dode Zeerollen vinden. Engelse vertalingen zijn heel makkelijk te vinden en daar lees ik wat anders:
Vers 8: When the Most High gave to the nations their inheritance, when he separated the children of men, he set the bounds of the peoples according to the number of the children of God.
Dit is de versie van rol 4Q37; rol 4Q45 heeft als laatste woord "Israel" in plaats van "God". Nu worden de Israelieten wel vaker Gods kinderen genoemd, dus een erg groot verschil is dit niet.
Vers 9: For Yahweh’s portion is his people. Jacob is the lot of his inheritance.
Hier lees ik niets kan kan duiden op polytheïsme. God gaf aan elke stam een bepaald gebied als erfdeel. God ziet heel Israel als Zijn eigen erfdeel. Zoveel houdt Hij van dat volk.
LXX heeft hier: When the Most High was apportioning nations, as he scattered Adam’s sons, he fixed boundaries of nations according to the number of divine sons, and his people Iakob became the Lord’s portion, Israel a measured part of his inheritance.
Hier zou je kunnen lezen dat "the Lord" een erfdeel kreeg uit handen van "the Most High". De LXX predikt echter helemaal geen polytheïstische religie. Zo lezen we in Deuteronomium 6:4 de bekende woorden: Hear, O Israel: The Lord our God is one Lord.
Op pagina 9 van het document van Klink staat dat onder andere de New Revised Standard Version ook laat zien dat Deuteronomium 32:8-9 oorspronkelijk duidelijk een polytheïstische passage was. Hier lezen we echter:
8 When the Most High apportioned the nations, when he divided humankind, he fixed the boundaries of the peoples according to the number of the gods;
9 the Lord’s own portion was his people, Jacob his allotted share.
Vers 9 heeft het over "the Lord’s own portion". Het geeft dus aan dat "the Most High" en "the Lord" dezelfden zijn.

Het Bijbelboek Jeremia is in de LXX inderdaad een stuk kleiner. Vroeger dacht men dat de vertalers delen hadden overgeslagen. De Dode Zeerollen blijken deze ontbrekende delen ook niet te bevatten.  Kennelijk zijn die later toegevoegd. De geschiedenissen van Jeremia zijn opgeschreven door Baruch. De eerste versie hiervan is volgens hoofdstuk 36 in opdracht van de toenmalige koning vernietigd. Hij moest het dus nog een keer overdoen en volgens Jeremia 36:32 daar ook nog een en ander aan toegevoegd. Aan het boek Jesaja is volgens de Protestantse Theologische Universiteit later ook nog meer toegevoegd. Dit zou dan met Jeremia evengoed gebeurd kunnen zijn. Deze toevoegingen zorgen niet voor een ander beeld van God.

Vervolgens vraagt Klink zich af welke vertaling hij moet kiezen om het Woord van God te lezen. Er zijn inderdaad heel wat vertalingen waar we uit kunnen kiezen. En er komen er steeds meer bij. Sommige, zoals de (Herziene) Statenvertaling, proberen zo dicht mogelijk bij de grondtekst te blijven. Dit levert vaak lastige en onbeholpen Nederlandse zinnen op. Andere vertalen vrijer om beter lopende en begrijpelijkere zinnen te krijgen. Welke geven het Woord van God weer? Allemaal! Om God te leren kennen, kan om te beginnen denk ik beter voor een eenvoudigere vertaling gekozen worden. Grondige Bijbelstudie gaat beter met een vertaling die zo dicht mogelijk bij de grondtekst staat. Nog "beter" is natuurlijk de grondtekst zelf lezen. Er zullen echter niet zoveel mensen zijn die Hebreeuws kunnen lezen en zijn dus op een vertaling aangewezen. En, net zo als in andere talen, kan een bepaald woord in het Hebreeuws veel betekenissen hebben. En verschillende Hebreeuwse worden kunnen in het Nederlands hetzelfde woord zijn. Hebben de vertalers wel de goede betekenis gekozen? Gelukkig heeft James Strong op dit gebied belangrijk werk verricht. Hij heeft alle woorden op alfabetische volgorde gezet en er een nummer aan toegekend. Dit wordt de Strong's codering genoemd. Vertalers die dicht bij de grondtekst willen blijven, kunnen nu achter elk vertaald voor het nummer zetten dat bij dat woord hoort. Door nu een lijst te maken van alle mogelijke betekenissen van elk Hebreeuws woord, kan iedereen zien wat er in de grondtekst staat. Hetzelfde is overigens gebeurd met de Griekse woorden uit het Nieuwe Testament. In Genesis 2:21-22 maakt God een vrouw uit één van de ribben van Adam. Het woord "ribbe" heeft nummer 06763. Het Hebreeuwse woord is צלע tsela of צלעה tsalah. De betekenissen zijn:
1) zijde, rib(be), balk
1a) rib (van mens)
1b) rug (van heuvel, enz)
1c) zijkamer of zijvertrek (van tempelgebouw)
1d) rib, plank, zijwand (van ceder of den)
1e) vleugel, helft (van deur)
1f) zijde (van ark)
Klink geeft aan dat het ook vertaald zou kunnen worden met "penisbot" omdat Ziony Zevit dit mogelijk acht. Nu bezitten alleen sommige diersoorten een penisbot. Wellicht denkt hij Genesis nu te kunnen laten zeggen dat Adam een diersoort was waar later de mens uit evolueerde. De vertaling "penisbot" kan hier echter niet juist zijn. Er staat immers dat de vrouw gemaakt is uit "één van de tsela". Dan zou Adam dus meerdere penisbotten hebben gehad. En als Adam een penisbot nodig had voor de voortplanting, hoe zouden hij en Eva dan voor nageslacht hebben kunnen zorgen als God nu juist dat bot had weggenomen. Hier is duidelijk "zijde" of "ribbe" de meest logische vertaling.

Klink stelt dat vertalingen ons nog verder afbrengen van het Woord van God. Wanneer God de Bijbel gedicteerd zou hebben, zou dat zo zijn. De Bijbel is echter niet gedicteerd, maar geïnspireerd. Gods Geest heeft de schrijvers bijgestaan om de gebeurtenissen waarheidsgetrouw op te schrijven. Hij heeft hen geholpen om zich bepaalde dingen te herinneren. Het Woord van God vertelt ons iets over het karakter en de liefde van God voor de mensen. Het vertelt de geschiedenis over Israël en over het ontstaan van dat volk. En ook over het ontstaan van het universum, de aarde en al wat erop leeft. In die zin is de Bijbel onfeilbaar. Of God nu de zijde of een rib van Adam heeft gebruikt voor het maken van Eva, doet daarvoor niet ter zake.

Over de vier evangeliën zegt Klink dat we niet weten wie de schrijvers zijn, dat ze geen ooggetuigen zijn en ook nooit beweerd hebben dat wel te zijn. Laten we beginnen bij het eerste evangelie: degene die toegeschreven wordt aan Mattheüs. Papias (die leefde van 60-130 na Christus) schreef dat Mattheüs de woorden van Jezus op schrift had gezet. Mattheüs was vroeger tollenaar, belastinginner voor de Romeinen. Toen Jezus hem riep, werd hij Zijn discipel en dus ooggetuige. Het eerste evangelie bevat de meeste referenties naar financiële zaken. Het is het enige dat melding maakt van de vraag over de tempelbelasting (Mattheüs 17:24). Vandaar dat men al van oudsher heeft aangenomen dat Mattheüs dit eerste evangelie geschreven heeft. Zie ook https://crossexamined.org/wrote-gospel-matthew/.

Dan het tweede evangelie. Dit evangelie is duidelijk gericht aan Romeinen. De schrijver lijkt Simon Petrus goed gekend te hebben. Volgens Papias was Markus de tolk van Petrus en heeft hij alles opgeschreven wat deze zich kon herinneren. Hij was de neef van Barnabas (Kolossensen 4:10) en vergezelde hem en Paulus op sommige zendingsreizen. Als tolk van Petrus zal hij ongetwijfeld ook met de andere discipelen gesproken hebben, die de verhalen van Petrus zullen hebben aangevuld. Logisch dat de vroege kerk dit tweede evangelie aan hem heeft toegekend. Zie ook https://crossexamined.org/wrote-gospel-mark/.

Het derde evangelie en het boek Handelingen moeten wel door dezelfde persoon geschreven zijn. Beide zijn gericht aan ene Theofilus, hebben dezelfde schrijfstijl en gevoel voor detail. Het taalgebruik is van iemand die behoorlijk geschoold moet zijn. En hij wijdt meer uit over medische zaken dan de andere evangelisten. Uit het gebruik van het persoonlijk voornaamwoord "wij" in Handelingen blijkt dat de schrijver met Paulus bevriend moet zijn geweest. Irenaeus (die leefde van 130 tot 202 na Christus) schrijft dat "ook Lukas, een metgezel van Paulus, het evangelie in een boek heeft opgetekend". En Lukas was arts. Vandaar dat Lukas de meest logische schrijver is van het derde evangelie en het boek Handelingen. Zie verder https://crossexamined.org/wrote-gospel-luke-acts/.

Het vierde evangelie heeft het vijf keer over de "discipel dien Jezus liefhad". In Johannes 21:20-24 lezen we dat deze discipel (wie het ook was) dit boek geschreven heeft en dus ook ooggetuige is geweest. Hetzelfde stukje uit Johannes 21 doet vermoeden dat deze discipel ook een prominente rol moet hebben gehad. We weten dat de drie discipelen die het dicht bij Jezus stonden Petrus, Jakobus en Johannes waren. Petrus kan het niet zijn geweest, want die stelde de vraag wat er met die geliefde discipel zou gebeuren. Uit Handelingen 12:1-5 blijkt dat Jakobus rond het jaar 40 gestorven moet zijn. Dus blijft alleen Johannes nog over. Ga voor nog meer aanwijzingen naar: https://crossexamined.org/wrote-gospel-john/.

Markus 16:9-20 ontbreekt in sommige manuscripten. Maar beslist niet in alle! Vers 8 zou ook een heel rare slotzin zijn voor een boek. Waarom zou Markus nota bene de opstanding van Jezus hebben weggelaten? Sommigen denken dat Markus wellicht gestorven is vlak voor hij zijn werk kon afronden. Maar in dat geval zouden zijn vrienden dit hebben afgemaakt alvorens het te publiceren. Bovendien zou het voortijdig overlijden van Markus indruisen tegen verklaringen van onder andere Papias en Irenaeus. En de verzen 9-20 worden geciteerd door oude kerkvaders zoals Justinus Martyrus (ca. 150 na Christus), Tatianus (ca. 175), Irenaeus (ca. 180), en Hippolytus (ca. 200). De verzen moeten dus in de manuscripten uit die tijd nog aanwezig zijn geweest. Zie voor meer informatie: http://users.skynet.be/fa390968/_Markus16.doc.

Er zou een theologisch verschil zitten tussen de Herziene Statenvertaling (HSV) en de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004 (NBV) in 1 Tim. 3:16. De HSV heeft "God is geopenbaard in het vlees" en de NBV heeft "Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam". Er staat in beide vertalingen echter nog wel iets vóór, namelijk dat dit een groot mysterie is. Als de "Hij" uit de NBV een gewoon mens was, was er niets mysterieus aan. Het mysterie is nu juist dat God mens is geworden. Ook de NBV moet dus wel bedoelen dat God is geopenbaard in een sterfelijk lichaam.

Verder zou volgens de NBV Jozef Jezus' vader zijn en volgens de HSV niet. Hiermee suggereert Klink dat Maria geen maagd was en Jozef gewoon Jezus' vader was. Maar ook de HSV noemt Jozef soms Jezus' vader. Op zich was hij dat ook, al is "stiefvader" misschien een betere benaming. Zo meldt Mattheüs het geslachtsregister van Jezus en gaat daarbij uit van Jozef als Zijn vader. Lukas 2:41 heeft het over "Zijn ouders" en ziet dus Jozef als vader. Lukas 2:48: "Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht." De NBV meldt op zijn beurt in Mattheüs 1:18 en verder dat Maria zwanger was uit de Heilige Geest en dat Jozef haar wilde verlaten omdat hij dacht dat Maria met een andere man het bed had gedeeld. Ook de HSV noemt dus Jozef soms Jezus' vader en ook NBV gaat ervan uit dat Maria maagd was. De suggestie dat de HSV "theologische correcties" bevat is dus (in elke geval op dit punt) onjuist.

Vervolgens meldt Klink dat 1 Johannes 5:17 in sommige maniscripten ontbreekt en dat dit de enige plek is waar de drie-eenheid wordt genoemd. Het eerste is waar, het tweede niet. In Johannes 10:30-33 staat dat Jezus zegt dat Hij en de Vader één zijn, waarop de Joden Hem willen stenigen omdat Hij beweert God te zijn. Toegegeven, hier wordt de Geest niet genoemd, maar ik denk dat wie de drie-eenheid niet wil accepteren ook moeite zal hebben met de twee-eenheid van Vader (God) en Zoon (Jezus). Deze site geeft nog een aantal mogelijke redenen waarom deze passage in sommige manuscripten ontbreekt.

Tot slot concludeert Klink: "Alles wijst erop dat de vermeende goddelijk geïnspireerde teksten gewoon zuiver mensenwerk zijn". Dit is natuurlijk onzin. Zelf als alles zou kloppen wat hij in zijn stukje heeft gezegd, dan kun je nog niet tot deze conclusie komen. Je zou hooguit kunnen zeggen dat niet álles geïnspireerd is, al meen ik dat hierboven voldoende gepareerd te hebben. Je zou kunnen twijfelen of sommige stukjes later zijn toegevoegd, maar over de authenticiteit van verreweg het grootste deel van de Bijbel bestaat geen twijfel.