Was het dochtertje van Jaïrus al gestorven toen hij bij Jezus kwam? Mattheüs lijkt in hoofdstuk 9 vers 18 te zeggen van wel: "een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven." Markus schrijft echter (5:23) dat ze nog leefde: "Mijn dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij behouden worde, en zij zal leven." Lukas vertelt hetzelfde (8:42): "Want hij had een enige dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven." In Markus en Lukas komen later pas boden vertellen dat het kind gestorven is.

Zijn het misschien 2 aparte verhalen? Dat is erg onwaarschijnlijk, want (1) het gaat in beide verhalen over een dochter van de overste van de synagoge en (2) in beide verhalen wordt de reis onderbroken door een vrouw met in beide verhalen dezelfde kwaal. Het gaat dus in beide gevallen om dezelfde gebeurtenis. Waar komt het verschil dan vandaan?

Mattheüs vertelt het hele verhaal heel beknopt in maar acht verzen; zelfs de naam Jaïrus wordt niet genoemd. Markus en Lukas vertellen het veel uitgebreider. Mattheüs wilde kennelijk het verhaal heel in het kort vertellen en vond het daarom mogelijk niet nodig te vermelden dat later pas de boodschap kwam dat het kind niet meer leefde.

Een andere mogelijkheid is dat bij het verlaten van het huis het kind er zo slecht aan toe was dat Mattheüs Jaïrus laat zeggen dat het kind nu wel dood zou zijn. Vandaar: "nu terstond gestorven".

Hoe het zij, er is geen reden om aan te nemen dat -zo wordt wel eens beweerd- de verhalen uit verschillende bronnen afkomstig zouden zijn die er elk een eigen draai aan hebben gegeven.