Hoofdstuk 4. Wetenschap en religie

Seculiere wetenschappers vertellen vaak dat hun evolutietheorie gebaseerd is op wetenschappelijke waarnemingen en dat creatie een geloofskwestie is. Laten we daarom eens kijken hoe de wetenschap werkt en of creatie inderdaad niet wetenschappelijk is.

In de wetenschap wordt geprobeerd allerlei vragen te beantwoorden. Bij deze zoektocht wordt vaak gestart met een idee, een hypothese, die vervolgens wordt getoetst aan de hand van waarnemingen. Hoe meer waarnemingen de hypothese ondersteunen, hoe waarschijnlijker het is dat de hypotese niet onjuist is. Merk op dat we het hebben over "niet onjuist" in plaats van over "juist" of "bewezen". We kunnen namelijk niet op basis van enkele waarnemingen stellen dat een idee juist is. Stel dat we het idee willen toetsen dat de zonnebloem in de tuin van familie De Vries de langste op aarde is. We zouden de lengte kunnen vergelijken met die van een stuk of tien andere zonnebloemen. Als die allemaal korter zijn, dan is daarmee uiteraard niet bewezen dat het exemplaar van De Vries de langste is. Daarvoor zouden we de plant moeten vergelijken met alle zonnebloemen ter wereld. Zit er tussen de steekproef echter een zonnebloem die langer is, dat is de hypothese uiteraard ontkracht en moet deze worden veranderd of verworpen. Helaas zijn niet alle vragen zo eenvoudig als deze.

Als antwoord op de vraag hoe ons zonnestelsel in elkaar zit, zouden we kunnen antwoorden dat de aarde in het middelpunt staat en dat de zon, maan en planeten daar in een keurige cirkel omheen draaien. Vervolgens doen we een aantal waarnemingen om deze hypothese te toetsen. Helaas blijkt deze niet te kloppen. We gooien nu niet direct onze aanname overboord, maar passen het aan. Stel nu dat de banen van de hemellichamen niet cirkelvormig zijn, maar elliptisch? En dat de banen niet allemaal in hetzelfde vlak liggen? Dan blijken de waarnemingen heel aardig overeen te stemmen met de hypothese. We kunnen nu zelfs een heel model met tandraderen bouwen dat overeenkomt met onze hypothese. Later wordt er echter een waarneming gedaan die ons model niet kan verklaren: een van de planeten beschrijft een baan die volgens het model onmogelijk is. We zouden het kunnen laten rusten; misschien was het iets eenmaligs met een onbekende oorzaak. Nog later blijkt dat het fenomeen zich met een bepaalde regelmaat herhaalt. En ook andere planeten blijken zich niet helemaal volgens ons model te gedragen. Wat nu? Is er misschien een nog onbekende planeet die eens in de zoveel tijd voor afwijkingen zorgt? Nee, berekeningen tonen aan dat een enkel object extra de waarnemingen niet kan verklaren. Bovendien zou het een onzichtbaar object moeten zijn dat met geen enkele telescoop waar te nemen is. Nu komt er iemand met een nieuwe hypothese: alles draait niet om de aarde maar om de zon. Dat zou alle waarnemingen veel beter kunnen verklaren. Nu hebben we dus twee modellen: een oud model gebaseerd op veel waarnemingen en dat bijna alle waarnemingen kan verklaren, en een nieuw model dat overeenkomt met alle waarnemingen. Het meest logische zou zijn om de oude hypothese te verwerpen en te vervangen door de nieuwe. Sommige zouden hiertegen bezwaar kunnen hebben: je gooit geen model weg aleen maar omdat het enkele feiten (nog?) niet kan verklaren. Als we ons zonnestelsel niet van een afstandje hadden kunnen bekijken, zouden beide hypothesen wetenschappelijk houdbaar kunnen zijn. Dankzij de ruimtevaart hebben we nu extra waarnemingen kunnen doen die de nieuwe hypothese in het gelijk stelt. Als er een oud (al dan niet religieus) geschrift zou bestaan waarin staat dat de aarde in het middelpunt van ons stelsel staat, dan zou dat uiteraard geen wetenschappelijke reden zijn om toch maar de oude hypothese als mogelijkheid aan te houden. Voor de duidelijkheid: nergens in de Bijbel is te vinden dat de aarde in het middelpunt staat.

In (onder andere) de biologie zijn er ook twee modellen: het creationistische en het evolutionistische model. Beide willen de vraag beantwoorden hoe het leven in al zijn verscheidenheid is ontstaan. In het creationistische model heeft een Schepper alle planten en dieren "naar hun aard" gemaakt. Binnen hun aard kunnen ze zich aanpassen, bijvoorbeeld aan hun omgeving. Dergelijke aanpassingen worden ook wel micro-evolutie genoemd. In het evolutiemodel is het leven vanzelf ontstaan. (Sommigen zijn echter van mening dat het ontstaan van het eerste leven niet tot het biologische evolutiemodel behoort.) Het begon met zeer eenvoudige vormen van leven. Door toevallige aanpassingen ontstonden er steeds meer soorten. Door het toeval onstonden er natuurlijk ook vele onhandige aanpassingen. Deze overleefden het niet en die zien we dus nu ook niet meer. Dit proces noemen we natuurlijke selectie. Het creatiemodel staat opgetekend in de Bijbel. Dat feit alleen is uiteraard geen reden om het te verwerpen. Ook het feit dat het leven volgens dit model op een bovennatuurlijke wijze is begonnen is geen reden om het als onwetenschappelijk te bestempelen. De wetenschap moet opzoek zijn naar de waarheid. Als er een of meerdere goden bestaan, dan is dat nu eenmaal zo.

De wetenschap probeert te achterhalen hoe de dingen om ons heen werken. Het wil bijvoorbeeld weten hoe sterren en planeten zich bewegen en ook waarom ze dat op die manier doen. Een andere tak van wetenschap onderzoekt natuurkundige verschijnselen en probeert deze in formules te vatten. Weer andere wetenschappers doen onderzoek naar het leven op aarde. Al dit soort onderzoeken gebeurt door waarnemingen en experimenten. Iets wat niet proefondervindelijk bevestigd (of weerlegd) kan worden behoort niet tot de wetenschap.

In die zin houdt de wetenschap zich dan ook niet bezig met spirituele zaken en 'hogere machten'. Dat betekent niet dat in de wetenschap geen plaats is voor mensen die een bepaalde religie aanhangen. Iemand die gelooft dat een hogere macht het leven heeft geschapen kan net zo goed onderzoek doen naar de werking van een cel als iemand die gelooft dat alles spontaan is ontstaan. Iemand kan geloven dat bliksem het werk is van een of andere god. Wanneer die persoon het daarbij laat en niet opzoekgaat hoe die bliksem ontstaat, dan is die persoon geen wetenschapper. Diezelfde persoon kan echter ook onderzoeken hoe bliksem ontstaat en ontdekken dat het wordt veroorzaakt door elektrische ontladingen in de atmosfeer. Dan is diezelfde persoon wel wetenschappelijk bezig, ook al gelooft hij dat het zo werkt omdat een hogere macht daarvoor heeft gezorgd.

Men zou hieruit kunnen concluderen dat wetenschap en religie totaal verschillende zaken zijn en niets met elkaar van doen hebben, maar dat is niet juist. Stel nu dat die persoon uit het voorbeeld beschikt over een religieus geschrift waarin staat hoe die god de bliksem maakt, en dat bliksem (volgens dat boek) iets heel anders is dan een elektrische ontlading. Een onwetenschappelijke reactie is het geschrift klakkeloos geloven en het bewijs dat bliksem een elektrische ontlading is aan de kant schuiven. Wel wetenschappelijk is kijken welke bewijzen er zijn dat bliksem een elektrische ontlading is en nagaan of die bewijzen in strijd zijn met het verhaal dat in zijn boek wordt genoemd. Zo niet, dan kan hij (of anderen) experimenten bedenken die het verhaal kunnen bevestigen of juist ontkrachten. Dat is pure wetenschap: een hypothese of theorie bewijzen of verwerpen door experimenten uit te voeren. Die experimenten moeten dan uiteraard wel betrouwbaar zijn; een onbetrouwbare testmethode geeft een onbetrouwbaar resultaat.

Iets dergelijks is er ook gaande met evolutionie en creatie. Seculiere wetenschappers menen dat allerlei wetenschappelijke feiten hun idee ondersteunen waardoor het de status "theorie" verdient. Deze theorie vormt nu de basis van veel vervolgonderzoek. Creationisten gebruiken de Bijbel als basis. Als ze daarbij wetenschappelijke feiten aan de kant zouden schuiven, zouden het geen wetenschappers zijn. Creationisten doen dit echter niet. Zij zien ook bijvoorbeeld natuurlijke selectie als wetenschappelijk feit. Met deze vorm van evolutie (mirco-evolutie) hebben ze dan ook geen problemen. Ze geloven echter niet dat de cellen toevallig zijn ontstaan of dat vogels van dinosauriërs afstammen (macro-evolutie). De Bijbel vertelt dat God verschillende soorten dieren "naar hun aard" heeft gemaakt. Binnen deze soorten is micro-evolutie prima mogelijk. De vermeende bewijzen voor macro-evolutie worden door creationisten niet zomaar verworpen, maar wetenschappelijk getoetst. Al deze "bewijzen" blijken niet houdbaar te zijn en/of passen evengoed in het creatiemodel. Hoe dat precies zit, zullen we in de rest van dit boek gaan bekijken.