Fossielen

De fossielen in de aardlagen tonen ook geen tussenvormen. Alle dieren en planten zijn volledig ontwikkeld. En niet zelden worden er 'levende fossielen' ontdekt: fossielen die tientallen miljoenen jaren oud zouden moeten zijn, maar er nagenoeg precies zo uit zien als soorten die nu nog leven. Deze planten- en dierensoorten zijn dus miljoenen jaren onveranderd gebleven. Als het evolutiemodel klopt, zou je na al die tijd toch enige evolutie in deze soorten moeten zien.

Ook voor fossilisatie zijn geen miljoenen jaren nodig. Er is zelf eens een versteende hoed gevonden! Hetzelfde geldt voor het vormen van rotsen. Men heeft eens een stuk rots gevonden waar autosleutels in zaten.

Ook eigenaardig was de vondst van een fossiel van een Tyrannosaurus rex waarin zich nog zachte, flexibele weesfels bevonden. Deze dino wordt gedateerd op een ouderdom van 68 miljoen jaar. Voor zover we weten is het onmogelijk dat deze weefsels er na 68 miljoen jaar nog zo goed geconserveerd uit kunnen zijn. Een logische conclusie is dus dat deze dinosaurus geen 68 miljoen jaar oud is. Iets soortgelijks is het geval met een gevonden fossiel van dinosaurus Caudipteryx. Of wat te denken van een Triceratops met zenuwen die nagenoeg nog net zo flexibel waren als die van een pas geslachte kip uit de supermarkt. Dat betekent dus ook dat in elk geval niet álle dino's 65 miljoen jaar geleden zijn uitgestorven. En dat er opnieuw bewijs is geleverd dat de dateringsmethoden niet kloppen.

Overigens menen sommigen inmiddels een verklaring voor de zachte weefsels te hebben gevonden: ijzer in bloedcellen. Na de dood van de dino vormde het ijzer nanodeeltjes wat een conserverende werking had op het zachte weefsel, net als formaldehyde ("sterk water"). Om te testen of dit ook echt zou kunnen, stopten ze zacht weefsel in twee potjes. Een ervan werd gevuld met een ijzerrijke vloeistof van rode bloedcellen en de andere met gewoon water. Het weefsel dat in het potje met water was bewaard zag er na een paar dagen uit als een onherkenbare smurrie. Het weefsel in het andere potje zag er na twee jaar (!) nog steeds herkenbaar uit. IJzer lijkt dus inderdaad een conserverende werking te (kunnen) hebben. Vervolgens trekt men de conclusie dat ijzerrijk dinobloed ervoor gezorgd kan hebben dat zacht weefsel wel 200 miljoen jaar bewaard kan blijven (want inmiddels heeft men ook zacht weefsel in zulke oude dino's gevonden). Nu is 2 jaar voor een test best lang, maar het is natuurlijk niets vergeleken met 200 miljoen jaar of zelfs 'maar' met 68 miljoen jaar. Een sluitend bewijs vormt deze test dus allerminst. Update: een nieuwe studie heeft aangetoond dat het ijzer niet de oplossing kan zijn. IJzer genereert hydroxyl waardoor collageen- en elastisinemodulculen weliswaar stabieler worden en dus langer bewaard blijven, maar het blijkt dat hydroxyl ook celwanden afbreekt. De botcellen in het fossiel bleken echter niet door hydroxyl aangetast te zijn. Er was dus geen of weinig hydrxyl aanwezig en kan dus ook niet voor een preserverende werking hebben gezorgd.

Het komt niet zelden voor dat er versteende boomstammen gevonden worden die door verschillende aardlagen heen steken. Deze boomstammen worden vaak "polystrate fossielen" genoemd (al is dit geen geologische term). Vele 'hangen' zelfs ondersteboven. Het zal duidelijk zijn dat de leeftijd van deze lagen geen miljoenen jaren uit elkaar kan liggen. Geologen menen dan ook niet dat élke aardlaag miljoenen jaren in leeftijd verschilt met de laag eronder of erboven. Seculiere en creationistische wetenschappers zijn het dan ook eens over hoe deze fossielen zich moeten hebben gevormd: tijdens een overstroming hebben zich verschillende zandlagen zich rond de bomen afgezet. En vele bomen dreven rond op het water en kwamen ondersteboven op de grond terecht waar het door zand werd ingesloten. Dit is ook bij recente overstromigen voorgekomen. Volgens creationisten zullen sommige van deze fossielen wellicht tijdens de zondvloed zijn ontstaan.

De Salt Lake-formatie in Pakistan bezorgt seculiere wetenschappers ook heel wat hoofdbrekens. Lagen die 500 miljoen jaar of meer oud zouden moeten zijn bevatten pollen, bladeren en insecten. Sommige fossielen zijn 416 miljoen jaar te jong. Sommige wetenschappers denken dat de formatie veel jonger moet zijn. De meerderheid erkent echter de uitkomst van de radiodatering en dat de formatie dus ouder dan 500 miljoen jaar moet zijn. Ondanks de fossielen die het tegendeel bewijzen.