De neveltheorie

De neveltheorie (ook wel de Kant-Laplace-hypothese genoemd) probeert te verklaren hoe ons zonnestelsel is ontstaan. Het zou onstaan zijn uit een enorme ronddraaiende gas- en stofwolk. In het midden ontstond de zon. Het restant van de gas- en stofwolk draaide om de zon heen. De deeltjes van de wolk begonnen daarna samen te klonteren. Op een gegeven moment hadden de klonten zoveel massa dat ook de zwaartekracht een rol ging spelen waardoor ze nog meer materiaal naar zich toe 'zogen'. En zo ontstonden uiteindelijk de planeten (en hun manen) die we nu kennen.

Dit verklaart waarom alle planeten in dezelfde richting (tegen de klok in) om de zon draaien. Ook verklaart het waarom de binnenste planeten (die het dichtst om de zon draaien) bestaan uit gesteente terwijl de buitenste planeten bestaan uit gas.

Bovenstaand verhaal wordt vaak met mooie computeranimaties in de media getoond. Wat niet wordt verteld is dat we niet weten hoe dat samenklonteren tot planeten precies in zijn werk moet zijn gegaan. Het lijkt er namelijk op dat hierdoor wel brokstukken kunnen ontstaan, maar geen hele planeten. Ook wordt niet verteld dat elke planeet wel een aantal kenmerken heeft die tegen deze theorie getuigt. Laten we eens ons zonnestelsel wat nader gaan bekijken en zien welke problemen de neveltheorie heeft.

Mercurius

(Foto: NASA)

Mercurius blijkt een enorme dichtheid te hebben; de planeet is gezien zijn geringe afmetingen veel zwaarder dan volgens de neveltheorie mogelijk is. Seculiere kosmologen veronderstellen nu dat Mercurius geraakt moet zijn door een asteroïde. Hierdoor is het lichte materiaal er afgebroken en ontstond er een dichtere planeet. Voor deze enorme inslag bestaat echter geen enkel bewijs.

Het tweede probleem is dat Mercurius een magnetisch veld heeft. Volgens de dynamotheorie is dit echter helemaal niet mogelijk. Deze theorie stelt dat miljarden jaren oude planeten alleen een magnetisch veld kunnen hebben als ze een kern van gesmolten metaal hebben. Maar Mercurius is zo klein dat deze kern allang gestold had moeten zijn. Volgens sommigen bevat de kern ook een beetje zwavel waardoor het metaal langer vloeibaar blijft. Volgens de neveltheorie is het echter onmogelijk dat een planeet die zo dicht bij de zon staat zwavel bevat! De oplossing voor het ene probleem zorgt dus alleen maar voor een volgend probleem.

Venus

(Foto: NASA)

Venus staat van alle planeten het dichtst bij de aarde. Het is ook ongeveer evengroot, evenzwaar en heeft dezelfde samenstelling.

De aarde heeft echter een magnetisch veld en Venus niet (of nauwelijks), hoewel dit volgens de dynamotheorie wel zou moeten.

Ook Venus zou, net als alle andere planeten, zo'n 4.6 miljardjaar geleden moeten zijn ontstaan. Het oppervalk van Venus ziet er echter jong uit; het vertoont geen kenmerken van miljarden jaren erosie en meteorietinslagen.

Het grootste probleem voor seculiere wetenschappers is misschien wel het feit dat Venus de 'verkeerde' kant op draait. Daar komt de zon dus op in het westen en gaat onder in het oosten. Hoe is dat mogelijk? Net als bij Mercurius wordt ook hier weer aangenomen dat de planeet door een asteroïde is getroffen waardoor Venus de andere kant op is gaan draaien. Maar ook hier heeft deze gigantische botsing geen enkel spoor achtergelaten: Venus draait praktisch rechtop en de baan om de zon is nagenoeg cirkelvormig.

Een ander probleem is dat Venus hoge bergen heeft. Maat Mons is zelf hoger dan de Mount Everest. Als Venus vroeger een gesmolten bal was (zoals de neveltheorie beweert), dan had het oppervlak nooit deze bergen kunnen dragen.

Aarde

(Foto: NASA)

Onze thuisplaneet is perfect ontworpen voor het leven:

  • ze draait in 24 uur om haar as. Als een dag lager zou duren zou het overdag te warm worden en 's nachts teveel afkoelen.

  • haar as staats iets 'uit het lood'. Hierdoor kennen we seizoenen.

  • ze draait in een circelvormige baan om de zon. Een elliptische baan zou voor een onstabiel klimaar zorgen.

  • ze heeft een perfecte atmosfeer: hierdoor kunnen we ademhalen en worden we beschermd tegen kosmische straling. Het is echter dun genoeg om een broeikaseffect te voorkomen.

  • ze heeft een magnetisch veld wat ons beschermt tegen straling uit de ruimte. Dit magneetveld kan slechts tienduizenden jaren oud zijn en niet miljarden jaren.

Voor seculiere wetenschappers is het een probleem dat er water op de aarde is. Volgens hun theorie zou dat eigenlijk niet moeten. Sommigen menen dat kometen het water op aarde hebben bezorgd. Kometen bevatten inderdaad water, maar ook veel argon. Zelfs als slechts 1% van al het water op aarde van kometen afkomstig is, dan zou onze atmosfeer al 400 keer zoveel argon moeten bevatten. Ook is de verhouding deuterium/waterstof in kometen ongeveer tweemaal zo hoog als in het water op aarde. (Een deuteriumatoom is een waterstofatoom met een neutron in de kern. Deuterium wordt ook wel 'zware waterstof' genoemd.) Anderen menen dat de bron van water gezocht moet worden in niet meer bestaande 'waterdragers' van buiten ons zonnestelsel. Dit is uiteraard zuiver hypothetisch; er is geen enkel bewijs voor.

Verder zou de aarde niet alleen uit de stof- en gafwolk zijn ontstaan, maar ook door meteorietinslagen. Hieruit concludeert men dat de aarde vroeger een grote gesmolten bal was. Ook dit levert echter een aantal problemen op. Waarom vinden we bijvoorbeeld goud op het aardoppervlak? Goud is veel dichter dan andere metalen en zou dus diep in de aarde moeten zijn gezonken. Verder heeft men het mineraal zirkoon onderzocht. Een van de uitkomsten was dat het gevomd moest zijn toen de aarde al koud was geworden. Volgens radiometrische datering zou het oudste mineraal 4,4 miljard jaar geleden ontstaan, dus op een nog gesmolten aarde. Dit houdt in dat òf de aarde niet is begonnen als gesmolten bal òf dat de radiometrische datering niet klopt (of beide)! Meteorieten bevatten ook relatief veel xenon. Als onze aarde echt zoveel meteorietinslagen te verwerken had gekregen, had de samenstelling van gesteente op aarde er heel anders uitgezien en had onze atmosfeer ook veel meer xenon moeten bevatten.

Onze maan

(Foto: NASA)

Onze maan zorgt ervoor dat de aardas niet gaat wiebelen. Tevens zorgt het voor de getijden.

Maar waar komt de maan eigenlijk vandaan? Hier zijn een aantal theoriën:

  1. De neveltheorie. Deze theorie hebben we al bekeken. Het gaat er vanuit dat de maan uit dezelfde gas- en stofwolk is ontstaan als de aarde. Het is echter onwaarschijnlijk dat hieruit twee objecten zijn ontstaan die zo dicht bij elkaar liggen. En we hebben al gezien dat Venus veel op de aarde lijkt. Waarom heeft Venus dan geen maan? Het belangrijkste bewijs tegen deze theorie is nog wel dat is gebleken dat de het gesteente van de maan anders is dan het gesteente van de aarde. En dat is natuurlijk vreemd als ze uit hetzelfde materiaal zijn ontstaan.

  2. De splitsingtheorie. Deze theorie veronderstelt dat de aarde zo snel ronddraaide dat een brok materiaal losraakte en dat dit onze maan werd. Ook deze theorie kan niet verklaren waarom het maangesteente anders is dan het gesteente op aarde. Verder heeft men berekend dat de aarde eens per 2.6 uur om zijn as moet hebben gedraaid. Later moet de aarde dan zijn afgeremd tot één omwenteling per 24 uur. Hierbij zou echter zeer veel energie zijn vrijgekomen. Zoveel energie is genoeg om de temperatuur op aarde 1000 graden te laten stijgen. Ten slotte is de baan van de maan om de aarde te afwijkend voor deze theorie.

  3. Invangtheorie. Volgens deze theorie is de maan elders in het heelal ontstaan, door stom toeval in een baan richting aarde terechtgekomen en door de zwaartekracht van de aarde in een baan om de aarde gaan draaien. Hiertegen getuigt dat het maangesteente hiervoor weer teveel op dat van de aarde lijkt. Verder komt ook hier energie bij vrij waarvan we niet weten waar het is gebleven.

  4. Inslagtheorie. En ook hier moet een inslag met een ander object uitkomst brengen. Ditmaal een object ter grootte van Mars. Sommige van de ontstane brokstukken vielen weer terug op aarde en sommige vormden de maan. Ook voor deze inslag bestaat geen enkel bewijs (behalve dat de samenstelling van het maangesteente overeenkomsten vertoont met die van de aardkorst). Het zou ook een enorm toeval zijn waarbij alles precies goed moet zijn gegaan.

De maan verwijdert zich langzaam maar zeker van onze aarde met een snelheid van -momenteel- ongeveer 4 cm per jaar. Dit betekent dat het vroeger dus dichter bij de aarde heeft gestaan. Men heeft berekend dat de aarde en de maan 1,4 miljard jaar geleden tegen elkaar gezeten moeten hebben. (Voor deze berekening kunnen we overigens niet de huidige afstand (gemiddeld 385 duizend km) delen door de huidige snelheid (4 cm/jaar), omdat de snelheid afneemt naar mate de maan verder van de aarde komt te staan. Vroeger was de snelheid dus hoger.) Volgens datering van het maangesteente is de maan echter 4,5 miljard jaar oud. Ook hier hebben de seculiere wetenschappers dus een probleem.

Soms wordt de dunne laag maanstof als bewijs aangevoerd dat de maan geen miljarden jaren oud kan zijn. Als de maan miljarden jaren oud zou zijn, zou er een dikke laag ruimtestof op de maan moeten liggen. Ruimtevaartorganisatie NASA zou zelfs bang zijn geweest dat de maanlanders zouden wegzakken in dat ruimtestof. Dit is echter niet juist. Vroeger dacht men inderdaad dat de maan bedekt moest zijn met een dikke laag stof. Voordat de eerste maanlanding plaatsvond wist men echter al dat de schattingen van de hoeveelheid ruimtestof niet klopten. En uiteraard heeft men ook onbemande vluchten naar de maan gemaakt waardoor men zeker wist dat de ruimevaarders niet in het stof zouden wegzakken.

Mars

(Foto: NASA)

Er is veel gespeculeerd over het al dan niet voorkomen van leven op Mars. Hiervoor is echter stromend water nodig en dat is niet gevonden. Eigenlijk kan er nauwelijks vloeibaar water aanwezig zijn op Mars; dat verdampt of bevriest onmiddelijk. IJs en waterdamp zijn wel aanwezig.

Sommigen vermoeden dat Mars vroeger een dikkere atmosfeer had waardoor er wel vloeibaar en stromend water op Mars aanwezig was. Allerlei geulen op het Marsoppevlak zouden dat bewijzen. Inmiddels is echter aangetoond dat deze geulen ergens anders door (kunnen) zijn ontstaan.

Ook de maantjes Phobos en Deimos vormen voor seculiere kosmologen een probleem. De meerderheid neemt aan dat ze afkomstig zijn uit de astroïdengordel tussen Mars en Juptiter. Door de zwaartekracht van Jupiter zouden ze uit die gordel richting Mars zijn geduwd en de zwaartekracht van Mars zorgde voor de rest. Het probleem is echter dat de banen van de manen nagenoeg cirkelvormig zijn; van ingevangen manen verwacht je een elliptische baan. Bovendien is de dichtheid van de manen lager dan die van objecten in de astroïdengordel. Het raadsel is zo groot dat rond 1950-1960 sommige wetenschappers opperden dat Phobos door marswezens was gefabiceerd en in zijn baan was geplaatst. En het waren niet de minste kosmologen die dat dachten. Zelfs de adviseur van president Eisenhower van Amerika dacht dit. Inmiddels weten we dat er geen intelligent leven op Mars woont, maar de conclusie dat een intelligent wezen de manen heeft gemaakt en in hun banen heeft gebracht was wel heel logisch. Het is tot op de dag van vandaag nog de enige logische verklaring.

Jupiter

Jupiter Ganymedes Io (Foto's: NASA)

Jupiter is de grootste planeet van ons zonnestelsel. Volgens de neveltheorie zou de planeet er minstens een week over moeten doen om eenmaal rond zijn as te draaien. Bij Jupiter duurt een omwenteling echter maar 10 uur! De neveltheorie kan ook de samenstelling van Jupiter niet verklaren.

Jupiter is een gasplaneet. Gasmoleculen blijven echter niet zomaar aan elkaar plakken om zo een planeet te vormen. Daar is enorm veel zwaartekracht voor nodig. De (niet gasvormige) kern van Jupiter heeft zich daarom zeer snel moeten vormen voordat al het gas was vervlogen.

De maan Ganymedes heeft een magetisch veld wat volgens de neveltheorie niet kan. Op maan Io zijn vulkanen te vinden wat erop duidt dat deze maan geen miljarden jaren oud kan zijn.

Saturnus

(Foto: NASA)

Saturnus is de planeet met de ringen (al hebben ook andere planeten ringen, maar die zijn niet zo duidelijk als die van Saturnus). Wat men meestal niet vertelt, is dat een planeet van 4.5 miljard jaar oud helemaal geen ringen kan hebben: de binnenste ringen hadden door de zwaartekracht al op de planeet moeten zijn ingeslagen en de buitenste ringen zouden al moeten zijn weggeslingerd.

Seculiere kosmologen vermoeden daarom dat de ringen veel jonger moeten zijn dan de planeet. Ze zouden dan moeten zijn ontstaan doordat er een of meer botsingen met andere objecten heeft plaatsgevonden. Uit de hierdoor ontstane fragmenten zijn de ringen onstaan. Hier is echter weer geen enkel bewijs voor.

Enceladus Mimas Titan (Foto's: NASA)

De maan Enceladus blijkt geologisch actief te zijn. De zuidpool spuwt namelijk waterdamp uit. Daar is, volgens de evolutietheorie, de maan echter veel te oud voor. Getijdewerking zou niet voor genoeg warmte kunnen zorgen; dan zou de maan "al" na zo'n 30 miljoen jaar bevroren moeten zijn. Maar als de kern poreus is, zou wrijving misschien voor voldoende warmte kunnen zorgen. In 2023 is ontdekt dat de pluim op de zuidpool maar liefst 10.000 km lang is. En dat terwijl de diameter van Enceladus maar 500 km is. Ik heb niet kunnen vinden of een poreuze kern voor voldoende warmte kan zorgen voor een pluim die 20 keer zo groot is als de maan zelf. Men lijkt ook meer geïnteresseerd te zijn om te ontdekken of er leven op deze maan is vanwege de aanwezigheid van water.

Maan Mimas is bijna evengroot, maar heeft geen geen geologische activiteit. Vreemd, als beide manen uit hetzelfde materiaal en op hetzelfde moment onstaan zijn.

Maan Titan heeft een atmosfeer waarin methaan voorkomt. Methaan wordt echter door het zonlicht afgebroken. Na 4.5 miljard jaar had er helemaal geen methaan meer in de atmosfeer moeten zitten. Vroeger dacht men dat het oppervlak van Titan bedekt was met vloeibaar methaan. Dit blijkt echter niet zo te zijn. Nu vermoedt men dat het methaan onder de grond zit.

Uranus

Uranus Miranda (Foto's: NASA)

De as van Uranus staat nagenoeg horizontaal; de planeet draait dus op zijn kant. Dit is uiteraard niet wat de neveltheorie voorspelt. Opnieuw vermoedt men dat het veroorzaakt moet zijn door een enorme asteroïde. Maar Uranus' baan om de zon is bijna cirkelvormig en ligt nagenoeg in de ecliptica. De botsing zou ook de aanwezigheid van de manen moeten verklaren. De totale massa van die manen is echter zo klein dat het moeilijk voor te stellen is dat die ontstaan zijn uit brokstukken van de voornoemde botsing. Ook deze botsing heeft dus geen sporen nagelaten.

Een ander probleem voor seculiere kosmologen is het feit dat de magnetische as 60 graden gedraaid is ten opzicht van de rotatieas.

Het oppervlak en de tektonische activiteit van de maan Miranda heeft wetenschappers volkomen verrast. Sommigen hebben geopperd dat Miranda maar liefst vijf keer door een ander object moet zijn geraakt, maar de maan blijft voor hen een mysterie.

Neptunus

(Foto: NASA)

Deze planeet straalt tweemaal zoveel energie uit als hij ontvangt. Dat stelt seculiere kosmologen voor een raadsel. Een miljarden jaren oude planeet zou allang 'koud' moeten zijn. En dood. Maar ook dat is Neptunus niet. De in 1989 ontdekte storm is inmiddels verdwenen en vervangen door een nieuwe.

Net als bij Uranus staat ook bij Neptunus de magetische as flink uit het lood: 47 graden ten opzichte van de rotatieas.

Volgens computersimulaties van de neveltheorie horen Uranus en Neptunus overigens helemaal niet te bestaan! Volgens deze simulatie zou het ontstaan van Neptunus 10 miljard jaar moeten duren. Dat is dus ruim tweemaal zo lang als de veronderstelde 4.5 miljard jaar.

Pluto

Voorbij de baan van Neptunus draait nog een aantal dwergplaneten om de zon. Pluto is wel de bekendste. Veel weten we niet van deze dwergen, maar wel is er op sommige vulkanische activiteit ontdekt. Als dwergplaneten miljarden jaren oud zijn, zouden ze echter al lang moeten zijn afgekoeld; actieve vulkanen zouden er dan niet meer kunnen zijn.

Zo heeft ruimtesonde 'New Horizons' gegevens over Pluto verzameld. Astronomen hadden verwacht dat het oppervlak bezaaid zou zijn met kraters veroorzaakt door ruimtepuin dat in de afgelopen miljarden jaren tegen Pluto is aangebotst. En inderdaad is er een gebied dat vol zit met kraters. En van die kraters is zelfs naar de Nederlander Jan Oort vernoemd. Maar andere gebieden lijken juist heel jong te zijn. Pluto lijkt daar 'slechts' 10 miljoen jaar oud te zijn in plaats van zo'n 4,5 miljard jaar. Men vermoedt nu dat daar door geologische activiteit de oudere kraters zijn verdwenen. Maar dat levert weer een ander probleem op: Pluto is namelijk veel te klein om na 4,5 miljard jaar nog geologisch actief te zijn; het zou allang afgekoeld moeten zijn. Biedt 'radiogenic heating' misschien voldoende warmte? 'Radiogenic heating' is warmte die ontstaat als gevolg van radioactief verval. Neptunus' maan Triton ziet er ook jong uit en volgens een studie zou daar 'radiogenic heating' nog wel voor geologische activiteit kunnen zorgen, maar zou dat voor Pluto niet gelden. Verder blijkt Pluto nog een atmosfeer te hebben dat in rap tempo aan het verdwijnen is. Dat kan onmogelijk al miljarden jaren aan de gang zijn. Bronnen die die de atmosfeer hebben kunnen 'bijvullen' zijn niet gevonden. Er moeten nog veel meer gegevens van 'New Horizons' worden verwerkt, maar voorlopig lijkt Pluto geen miljarden jaren oud te kunnen zijn.

Kometen

(Bron: NASA)

Kometen bestaan uit ijs, gas en stof. Wanneer ze in de buurt van de zon komen, smelt het ijs krijgen ze de bekende staart. Er zijn kometen met een korte omlooptijd (minder dan 200 jaar) en kometen met een lange omlooptijd. Het probleem voor seculiere wetenschappers is dat kometen met een korte omlooptijd nooit miljarden jaren oud kunnen zijn. Die zouden allang 'opgebrand' moeten zijn. Toch bestaan dergelijke kometen nog steeds. Velen vermoeden dat eens in de zoveel tijd objecten uit de zogeheten Kuipergordel van baan veranderen en zo een komeet vormen. De Kuipergordel bevindt zich buiten de baan van Neptunus en bestaat uit 'komeetachtige' brokstukken. Van de waargenomen objecten is het overgrote deel veel groter dan de kometen die we zien. Bovendien lijken de objecten een te stabiele baan te hebben om eruit te worden geslingerd.

Van kometen met een langere omlooptijd dan 200 jaar vermoedt men dat ze afkomstig zijn uit de Oortwolk. Deze wolk zou zich op een afstand van 7500 miljard km van de zon moeten bevinden, maar is zelfs nog nooit waargenomen. De Oortwork is alleen maar bedacht om het bestaan van kometen te verklaren.

Zon

(Foto: NASA)

Volgens seculiere kosmologen is de zon ook ongeveer 4.5 miljard jaar geleden onstaan en men verwacht dat hij nog zo'n 5 miljard jaar te 'leven' heeft. Het leven op aarde zou ongeveer 3.5 miljard geleden zijn ontstaan. De zon was toen dus nog 'maar' 1 miljard jaar oud en scheen, volgens berekeningen, ongeveer 25% minder fel dan nu. Dat betekent dat de temperatuur op aarde dus ook veel lager was. Zo laag zelfs, dat de aarde destijds een ijsplaneet moet zijn geweest. En dat terwijl seculiere wetenschappers beweren dat de temperatuur op aarde nauwelijks is veranderd.

Zoals al in de inleiding is vermeld zou de zon, volgens de neveltheorie, ontstaan zijn uit een ronddraaiende gas- en stofwolk. Hiervoor draait de zon echter veel te langzaam. Volgens de natuurkundige wet van behoud van draaimoment gaat een voorwerp sneller draaien naar mate de diameter kleiner wordt. Een voorbeeld hiervan is een schaatser die een pirouette maakt. Als hij de armen naar zijn romp beweegt, gaat hij sneller draaien. Toen de zon in het begin van zijn onstaan materie naar zich toetrok, moet hij ook steeds sneller zijn gaan draaien. Zo zou de zon uiteindelijk met een snelheid van 400 km/s om zijn as moeten draaien. De snelheid bedraagt echter maar 2 km/s.

Wanneer de planeten allemaal onstaan zijn uit dezelfde roterende wolk, dan zouden we verwachten dat hun banen om de zon in hetzelfde vlak moeten liggen. Dat blijkt ook zo te zijn; alleen Mercurius' baan maakt een hoek van 7 graden met dit vlak (dat we de ecliptica noemen). We zouden ook verwachten dat de ecliptica de evenaar van de zon zou snijden. Dat blijkt echter niet zo te zijn. De ecliptica maakt een hoek van ruim 7 graden met het equatoriale vlak van de zon. Ook dit kan de neveltheorie niet verklaren.

Sterrenstelsels

Veel sterrenstelsels hebben de vorm van een spiraal, zoals dit Windmolenstelsel.

(Foto: NASA/ESA)

Spiraalvormige stelsels draaien langzaam. De binnenste regionen draaien sneller dan de buitenkant. Dit betekent dat het stelsel steeds strakker wordt 'opgedraaid'; de armen komen steeds dichter bij de kern te liggen. Na een paar honder miljoen jaar is het stelsel zo strak opgerold dat er geen armen en dus geen spiraal meer te zien is. Volgens de oerknaltheorie zijn sterrenstelsels miljarden jaren oud en zouden er dus eigenlijk geen spiraalvormige stelsels meer moeten zijn. Toch zijn er een heleboel van. Ons eigen stelsel, de Melkweg, is ook spiraalvormig. Veel astronomen geloven daarom dat de materie in deze stelsels gewoon om het centrum van die stelsels bewegen en zich dan ook van de ene naar de andere spiraalarm kan verplaatsen. De spiraalarmen worden dan veroorzaakt door een soort dichtheidsgolven, gebieden waar materie dichter opeen gepakt zit dan in andere gebieden. Op die manier kunnen spiraalvormige spelsels toch miljarden jaren bestaan. Deze theorie ontstond rond 1964. Intussen zijn er natuurlijk nog meer studies geweest naar dit soort sterrenstelsels. En daaruit blijkt dat er geen verband is tussen de grootte van het centrum en hoe strak de spiraal is opgewonden. Hieruit blijkt dat dichtheidsgolven toch niet de oorzaak kunnen zijn van de spiraalarmen. Hoe die armen dan wel miljarden jaren kunnen bestaan, moet verder worden onderzocht.

Volgens het meest gangbare ontstaansmodel zouden sterrenstelsels voor zo'n 90% uit donkere matierie bestaan. Volgens de natuurkundewetten trekt alles wat massa (gewicht) heeft aan elkaar. En hoe zwaarder iets is, hoe harder het aan andere objecten trekt. Nu is een ster natuurlijk gigantisch zwaar. Onze eigen ster, de zon, is zo zwaar dat het nog aantrekkingskracht uitoefent op planeten die op vele miljoenen kilometers afstand staan. Een sterrenstelsel bestaat al gauw uit honderd miljoen sterren. Een stelsel is dus onvoorstelbaar zwaar. En als inderdaad 90% van de totale massa donkere materie is, dan zijn stelsels dus nog eens tien keer zo zwaar. En oefenen ze dus ook een veel grotere aantrekkingskracht op elkaar uit. Wanneer het universum al miljarden jaren zou bestaan, zouden er door die aantrekkingskracht (bijna) elk stelsel minstens één keer in botsing moeten zijn gekomen met een ander stelsel. Bij zo'n botsing fuseren de stelsels tot een nieuw, dikker stelsel. Hoe meer bostingen, hoe dikker en ellipischer het stelsel wordt. Men had verwacht dat er dan ook geen of hooguit een paar "dunne" stelsels zouden bestaan. Onderzoek in februari 2022 heeft echter aangetoond dat er juist relatief veel van die dunne stelsels bestaan. Ook dit onderzoek laat dus zien dat het huidige model niet juist kan zijn.

De relatief nieuwe James Webb telescoop heeft foto's gemaakt van twee sterrenstelsels waarvan seculiere astronomen vermoeden dat die 300 tot 400 miljoen jaar na de oerknal ontstaan zouden moeten zijn. Volgens het huidige onstaansmodel zouden deze helemaal niet mogen bestaan. Om het model te laten kloppen zouden sterren al 100 miljoen jaar na de oerknal moeten zijn ontstaan. Maar gedurende de eerste paar honderd miljoen jaar zou het universum veel te heet zijn om sterren te kunnen vormen. Hier hebben ze dus nog heel wat uit te zoeken.

Diezelfde telescoop heeft ook foto's gemaakt van stelsels uit de tijd dat het universum nog jong was. In september 2023 is een artikel gepubliceerd dat laat zien dat er toen al veel meer spiraalstelsels bestonden dan volgens het huidige ontstaansmodel zou mogen. Volgens een van de auteurs, Professor Christopher Conselice, "moeten astronomen op basis van deze waarnemingen hun begrip herzien omtrent de formatie van de eerste sterrenstelsels en hoe de stelsels de laatste 10 miljard jaar zijn geëvolueerd".

Exoplaneten

Niet alleen om onze eigen ster - de zon - draaien planeten. Ook veel andere sterren hebben planeten om zich heen draaien. Deze planeten noemen we exoplaneten.

Op een afstand van zo'n 920 lichtjaar bevindt zich een ster met de naam NGTS-4. Om deze ster draait planeet NTGS-4b. Deze planeet draait zo dichtbij zijn ster dat een omwenteling om die ster maar 1,3 aarddagen duurt. Men schat dat de planeet 20 keer zo zwaar is als de aarde en dat hij 20% kleiner is dan Neptunus. Volgens de huidige (seculiere) ontstaanstherorie kan een dergelijke planeet nooit zo dicht bij een ster zijn ontstaan. Men had op die plek eerder een rotsachtige planeet verwacht, maar de planeet blijkt een atmosfeer te hebben. Die had in de loop van miljarden jaren al lang verdwenen moeten zijn als gevolg van de sterrenstraling. Deze planeet wordt dan ook wel de "verboden planeet" genoemd.

Een andere planeet die heel dicht bij zijn ster staat is de HD-209458b. Deze planeet draait even snel om zijn eigen as als dat hij om zijn ster draait. De planeet (die ook wel Osiris wordt genoemd) is een gasreus. Net als kometen heeft Osiris een staart, alleen die van Osiris is blauw door de grote hoeveelheid waterstof die het bevat. Doordat de planeet zo dicht bij z'n ster staat, is het er erorm heet: ca. 1000ºC. Hierdoor ontsnapt er volgens NASA elke seconde ongeveer 10 miljoen kg gas. Maar wat doet deze gasreus zo dicht bij z'n ster? Volgens de neveltheorie zouden gasreuzen, net als in ons eigen zonnestelsel, veel verder van de ster moeten ontstaan.

Planeet LHS 3154b is veel te groot (of de ster waar die omheen draait - de LHS 3154 - veel te klein). Volgens de huidige seculiere modellen geldt: hoe kleiner de stofschijf, hoe kleiner de sterren en planeten zullen zijn die eruit ontstaan. Alleen is LHS 3154b ruim 13 keer zo zwaar als de aarde terwijl de ster ongeveer 9 keer zo licht is als onze zon. Ook staat de planeet heel zich bij z'n ster waardoor een rondje om die ster nog geen 4 dagen duurt. Deze planeet zou dus helemaal niet mogen bestaan. "Maar", zegt onderzoeker Suvrath Mahadevan, "die planeet bestaat wel, dus moeten we opnieuw onderzoeken hoe sterren en planeten ontstaan". Volgens metingen zou de planeet een zware kern moeten hebben, maar volgens de huidige ontstaansmodellen zou daarvoor helemaal niet genoeg matierie in de stofschijf aanwezig kunnen zijn. De onderzoekers hebben wel een paar suggesties aan de hand gedaan over hoe die planeet ontstaan zou moeten zijn, maar die bevredigen niet. Mahadevan zegt dan ook dat "het laat zien hoe weinig we eigenlijk van het universum weten".

Zwarte gaten

Zwarte gaten zijn brokken materie die relatief klein zijn en toch heel zwaar. Ze zouden ontstaan uit sterren die in elkaar storten nadat ze zijn opgebrand. Omdat ze zo zwaar zijn, is hun zwaartekracht dus ook heel groot. Hierdoor trekken ze nog meer materie naar zich toe waardoor ze nog zwaarder en groter worden. Als de oerknaltheorie klopt, zou je verwachten dat in een jong universum geen grote zwarte gaten zouden voorkomen. Er moeten immers eerst sterren ontstaan, die moeten vervolgens opbranden en vervolgens nog een heleboel materie naar zich toetrekken. De verbazing was dan ook groot toen de James Webb Telescoop twee enorme zwarte gaten ontdekte op een afstand van zo'n 13 miljard lichtjaar. Dit betekent, eenvoudig gezegd, dat de straling er 13 miljard jaar over zou hebben gedaan om ons te bereiken. En dat we nu dus zien hoe die zwarte gaten er 13 miljard jaar geleden uit zagen. Het heelal zou toen "pas" 740 miljoen jaar oud zijn. Veel te jong om al zulke zware zwarte gaten te kunnen bevatten. Men schat namelijk dat elk gat 50 miljoen keer zo zwaar is als onze zon. Voor zulke gaten zou veel meer tijd nodig moeten zijn. Ook deze ontdekking past dus niet in het seculiere ontstaansmodel.